Medio september heeft het Rathenau Instituut het rapport Werken aan de robotsamenleving aangeboden aan de commissievoorzitter van SZW. Tijdens de bijeenkomst gaven deskundigen vanuit wetenschap, bedrijfsleven, vakbonden, onderwijs en advieswereld in hun visie op de relatie tussen technologie en werkgelegenheid.
Een aantal sprekers herinnerden het gehoor aan het PC-privéproject uit de jaren tachtig. Nu wordt het volgens hen tijd voor een robot-privéproject. Consumenten komen namelijk steeds vaker in aanraking met robots: robotstofzuigers en -grasmaaiers, zelfscankassa’s of online tools waarmee je zelf juridische contracten kunt opstellen.
Er woedt inmiddels een aardige discussie over wat deze automatisering betekent voor toekomstige werkgelegenheid. De een ziet kansen met nieuwe mogelijkheden voor meer comfort, gezondheid en economische groei, de ander maakt zich zorgen over de vraag of ‘slimme technologie’ banen gaat vervangen.
Robotsamenleving
Over die laatste vraag gaat het rapport Werken aan de robotsamenleving. Wat betekent de inzet van slimme technologie voor de werkgelegenheid? Welke taken kan slimme technologie overnemen van de mens en waar vullen mens en machine elkaar aan? Hoe verandert de organisatie van arbeids- en productieprocessen en welke invloed heeft dat op automatisering van werk? Zijn bepaalde groepen op de arbeidsmarkt kwetsbaarder dan andere? Met welke beleidsmaatregelen kunnen we de kansen van automatisering benutten en negatieve effecten zoveel mogelijk voorkomen?
Het rapport brengt in kaart, wat er in de wetenschap bekend is over de relatie tussen technologie en werkgelegenheid. Het werpt een blik op de toekomst en geeft een beeld van de beleidsopties. Het rapport legt zo een gezamenlijke kennisbasis voor het maatschappelijke en politieke debat over de vraag, hoe Nederland ervoor kan zorgen dat we de robotsamenleving zo inrichten dat deze samenleving voor iedereen een aantrekkelijk perspectief is.
Het rapport is te downloaden vanaf de website van het instituut. Gaat u er wel even voor zitten, want het rapport telt 223 pagina’s. Daarvan zijn de eerste twintig gewijd aan titel, auteurs, inhoudsopgave, het bestuur van het instituut, voorwoord en een samenvatting van tien pagina’s.